Gebruik de juiste woorden - Schrijftips

Wat jij wil vertellen, komt dat wel over? Zoals jij iets voor je ziet, hoeft iemand anders dat niet te zien. Soms is dat prima, maar soms is het voor het verhaal belangrijk dat het hetzelfde is. Wil je zeker zijn dat jouw verhaal duidelijk is, gebruik dan woorden die iedereen kent.

Sinaasappel of Papaja

Stel ik vraag jou hoe een papaja eruit ziet. Wellicht zie jij hem dan in alle kleuren, geuren en vormen voor je. Maar iemand anders wellicht niet. Hij heeft geen idee, of weet wel dat het een groene vrucht is, maar niet welke kleur groen precies en met volgens hem wit vruchtvlees met zwarte pitjes.

Stel in je verhaal haalt je hoofdpersonage een rugbybal uit een tas en vervangt hem voor een papaja. Als de lezer denkt dat een papaja even groot als een peer is, dan klinkt het heel onwaarschijnlijk dat diegene die de tas pakt het niet merkt.

Sinaasappel

Als je vraagt hoe een sinaasappel eruit ziet, zal iedereen direct de ronde, oranje vrucht ter grootte van een tennisbal met de puntjes in de schil en het kleine kroontje bovenop voor zich zien. Een verhaal wordt dan direct beeldend en gaat leven.

Soms is het niet zo erg dat de lezer niet exact weet hoe iets eruit ziet, maar het zorgt er wel voor dat het verhaal minder makkelijk te volgens is en minder tastbaar is. Als je dit te vaak achter elkaar doet, kan het de lezer zelfs demotiveren om verder te lezen. Eigenlijk elk moment dat de lezer even na moet denken over je tekst of uit het verhaal raakt, is een kans dat je de lezer helemaal verliest.

50 tinten oranje

Gebruik woorden die voor iedereen hetzelfde betekenen - Schrijftips

Kleuren zijn ook zo een ding. Oranje kan voor de ene bijna geel zijn, maar voor een ander zo goed als rood. Hou hier rekening mee met schrijven. Als het belangrijk is wat de kleur precies is, zorg dan voor een duidelijke referentie. ‘Zo oranje als een sinaasappel’, is voor iedereen nagenoeg dezelfde tint oranje.

Dit zorgt er ook voor dat de lezer de setting heel goed kan inbeelden. Het brein wordt daardoor geactiveerd en zo gaat het verhaal leven.

Groot, lang, ver, veel

Ook termen als groot, klein, ver, dichtbij, oud, veel etc. zijn gevaarlijk. Een grote bal is voor een tennisser misschien een voetbal, terwijl een ander een strandbal niet als per se groot vindt. Als je zegt ‘het is ver’, dan heeft niemand daar een beeld bij. Als je zegt ‘het is ver lopen, dus ik trek goede schoenen aan’, dan is de term ‘ver’ prima, omdat het hier voor de lezer niet noodzakelijk is om te weten hoe ver precies, maar dat het voor personage ver is.

Raak de lezer niet kwijt

Wil je jouw lezers niet kwijtraken, zorg dan dat je woorden gebruikt die voor iedereen hetzelfde betekenen en pas op met loze termen. Omdat jij in je hoofd precies weet hoe groot, ver of oranje iets is, gebeurt het snel dat je dit niet heel tastbaar opschrijft. Het is daarom zinvol om je verhaal hierop na te lezen en bij al die woorden gaat bekijken of het uit maakt dat de lezer het niet exact zal weten. Als het prima is dat de lezer er niks bij voor kan stellen, kijk dan ook of dat niet een aantal keer echter elkaar gebeurt, zodat je niet de interesse verliest.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *