*schrijfopdracht Schrijverspunt: max 500 woorden met vooraf gekregen begin en eind zin.
De auto stopte vlak naast me bij de rand van het trottoir.
Het raampje ging naar beneden. Ze had echt de mooiste ogen. Ik genoot van de
klank van haar stem. De man achter het stuur pakte een sigaret.
‘Uhm… ja natuurlijk’ antwoorde ik. Dan ga je rechtdoor, bij de stoplichten rechts
en dan zie je het aan je rechterkant.’ Ik voelde haar vingers door mijn jas
tegen mijn bovenarm en kreeg een warme rilling.
‘Dank je wel’ zei ze. Ze knipoogde en de auto reed weg. Ik bleef nog even staan
en vervolgde mijn weg.
Piepende banden trokken me uit mijn gedachte. Een politieauto stopte zo dichtbij me, dat ik nog geen stap had kunnen zetten. De deur vloog open en er sprong een agent uit. Het gewicht van de agent drukte me tegen de auto, ik voelde het metaal tegen mijn wang en de rand van zijn pet tegen mijn achterhoofd. Hij schreeuwde iets in mijn oor, duwde mijn arm achter mijn rug omhoog en begon me te fouilleren. Ik voelde hem langs mijn benen naar beneden gaan. Mijn arm was losgelaten. Ik draaide mijn hoofd en zag bloed uit een schotwond in zijn hoofd op de straat stromen. De andere agent pakte zijn wapen en schuilde achter het portier. Ik dook naar beneden en kroop achter de auto. De loop van het dienstpistool drukte tegen mijn voorhoofd. De agent duwde me op de achterbank en scheurde weg. De sirene overstemde bijna het geluid van de achtervolgede wagen, maar het was duidelijk: ze kwamen dichterbij. Ik voelde de auto draaien, hoorde de wielen piepen en rook verbrand rubber. Een harde klap en ik werd naar voren geslingerd.
‘Waar is het’ schreeuwde de brunette. Dit keer genoot ik
niet van de klank van haar stem of van haar ogen, die nu vuurrood leken.
‘wat?’ stamelde ik.
‘Dat weet je best! Waar is het?’
‘Ik heb echt niks. Die agent heeft alles uit mijn zakken gehaald.’
‘Shit’ schreeuwde de vrouw en gebaarde naar een aantal mannen die gelijk naar
de deur rende. Buiten startte een auto en even later was iedereen weg. Het kostte
me echt moeite om mezelf van de stoel los te krijgen. Ik rende zo hard als ik
kon met al die touwen nog om me heen en een pijnlijk been. Net zo lang, tot ik
een boerderij zag.
‘Bel 112’ riep ik half strompelend. De boer bedacht zich geen moment. Op het
politiebureau deed ik mijn verhaal en vertelde dat ik tijdens de achtervolging
een microchip in mijn jaszak voelde toen ik mijn puffer wilde pakken en die in
een gat in mijn voering had gestopt.
Een agent kwam ’s ochtends mijn onderduikadres binnen en vertelde dat ze via de microchip een grote drugsbende hebben opgepakt en het weer veilig was om naar huis te gaan. Bij de deur riep de agent mijn naam. Ze lachte vriendelijk en vertelde dat ik een grote beloning zou krijgen. Ik ritste mijn jas dicht en draaide me om.