Als ik de roltrap oploop zie ik op de klok dat het 18:02 uur is. Volgens het bord komt metro over drie minuten. Terwijl Richard Cheese zijn versie van ‘You drive me grazy’ speelt door het kleine zwarte kastje in mijn jaszak, zie ik de metro naderen. De metro is zo vol met mensen dat er volgens mij niemand meer bij past. Dit blijkt echter niet helemaal waar te zijn. Zo’n zestig mensen inclusief mij weten zich zonder moeite in de metro te werken. Er staan allemaal mensen in het gangpad en voor de deuren. Toch zie ik een zitplekje tegenover twee oude vrouwtjes met hoedjes die niemand blijkbaar heeft gezien. Ik worstel mezelf tussen de mensen door en kijk op de stoel. Nee er zit geen kauwgom of viezigheid op. Ik besluit daarom om daar te gaan zitten. Op het moment dat ik wil gaan zitten zie ik waarom er niemand anders is gaan zitten.
In de hoek tegen het raam aangeleund zit een donkere jongen van mijn leeftijd. Hij ziet er bedreigend en boos uit. Het is een lange en brede jongen. Hij heeft een band om zijn hoofd, een zwarte jas met de capuchon van een grijze sweater eroverheen en een kilo of twee aan goud om zijn nek. Achter zijn oor steekt een afgebroken sigaret, hij heeft dus waarschijnlijk net een joint gedraaid. Zijn haar is gemillimeterd en in zijn wenkbrauwen zijn verticale streepjes geschoren. In zijn nek heeft hij een grote tattoo van een of ander teken. Een soort dolk met een zakdoek eromheen. Ik zie dat hij om zijn linker hand een blauwe zakdoek heeft gebonden als een boksbeugel van katoen. Hij ziet eruit als een crimineel of een lid van een of andere bende. Ik krijg een akelig gevoel van binnen, maar stoer als ik ben ga ik als een echte man dapper zitten. De vrouwtje met de hoedjes hebben het tenslotte ook gedaan. Niet helemaal op mijn gemak zit ik naar buiten te kijken terwijl mij gedachte mij vertelt dat ik beter mijn Ipod uit kan zetten. Stel dat hij iets zegt en ik het niet hoor. Dan wordt hij misschien boos en ben ik de Sjaak. Het is natuurlijk onzin, maar het voelt gewoon veiliger. Klungelig tast ik in mijn zak naar mijn Ipod en probeer ik hem uit te zetten. Ik wil hem niet uit mijn zak halen, straks steelt hij hem als ik uitstap. Ik haal de blokkade eraf en vind het stopknopje. Stil maar Richard Cheese, straks mag je weer zingen zeg ik in mijzelf tegen mijn Ipod. Ik hoor een telefoon en de crimineel graait in zijn jaszak. Hij haalt een zilveren telefoon uit die zak en brengt hem naar zijn oor. Er komt een soort kreun uit zijn mond wat nog enigszins klinkt als ‘yo’. Even is het stil en daarna hoor ik hem nog een keer kreunen, dit keer klonk het meer als ‘mm’. De crimineel stopt zijn telefoon weer in zijn zak. Dit is het raarste telefoongesprek wat ik ooit heb gehoord.
De vrouwtjes met de hoedjes zijn druk in gesprek en lijken geen benul te hebben van het gevaar dat tegenover hun zit. Ze komen vast van buiten de stad denk ik. Het kleine Aziatische vrouwtje met het groene hoedje bevestigt dit door te vragen of het volgende station het Amstelstation is. Ik besef me dat ik mijn dopjes in heb. Vlug doe ik een dopje uit en kijk naar buiten. We rijden langs het Delta Lloyd gebouw, dus het volgende station is inderdaad Amstelstation. Ik kijk het vrouwtje aan om antwoord te geven op haar vraag. Als ik mijn mond open, hoor ik een stem zeggen
‘Ja het volgende station is Amstelstation’. Enigszins verbaasd door dit toch onverwachtse antwoord kijk ik om mij heen wie dit gezegd heeft. Er is geen twijfel mogelijk. De zin kwam uit de crimineel. Hij kijkt het vrouwtje serieus aan en volgt haar als ze opstaat. Ze gaat naar links. Het Nederlandse vrouwtje met het rode hoedje staat ook op en loopt naar rechts. Er staan zoveel mensen aan de linker kant dat het Aziatische vrouwtje met het groene hoedje er niet door kan. Na twee stappen heeft het vrouwtje dit door. Ze kijkt verbaasd op alsof de mensen zomaar ineens uit het niets zijn gekomen. Het vrouwtje stopt en draait zich om. Dat is een grappig gezicht. Ik voel dat er ogen van opzij naar mij kijken. Ik draai mijn hoofd om en de crimineel kijkt mij begrijpend aan. We lachen even naar elkaar en kijken weer naar de vrouwtjes met de hoedjes. Mijn ongemakkelijke gevoel is omgeslagen naar een gelukzalig gevoel wat je krijgt na het lachen. Heerlijk toch als iemand laat zien dat je vooroordeel niet klopt. Ik sta op en knik naar de jongen. Hij knikt terug en ik stap uit op station Wibautstraat. Dat lijkt me een aardige jongen!