M’n vriendin probeerde me nog een laatste keer om te praten, maar mijn besluit stond vast. Ik had alles klaar gezet en ik zou gaan! Haar handen trilden aan het stuur toen ze me weg bracht. Tijdens de rit was het stil. De stilte deed me twijfelen, maar zo’n kans kon ik gewoon niet langs me heen laten gaan. Er waren maar 22 mensen die alle vragen goed hadden en daarvan was ik uitgekozen. Ik droomde als kind al van een ruimtereis. Kinderdromen mag je gewoon niet tegenhouden als je de kans krijgt ze uit te voeren. Daarbij, alle kranten stonden er vol van. Ik was de held die proefpersoon wilde zijn voor de eerste vlucht naar de maan voor gewone mensen. Ik kon niet meer terug.
‘Bent u goed uitgerust en klaar om te gaan meneer Jagers?’ Ik had nauwelijks geslapen, maar door de adrenaline stond ik strak van de energie.
‘Jazeker! Ik heb er zin in.’
‘Dat is mooi. U gaat, zoals reeds besproken tijdens de test, straks de shuttle in en wordt gelanceerd naar de maan. Ik wil nogmaals benadrukken dat de gehele reis compleet computer bestuurd is en u niets hoeft te doen. In geval van nood start de noodprocedure automatisch. Indien het toestel totaal onbestuurbaar blijkt voor onze computers is er een handmatige bediening. De handleiding hangt in een rode map, naast de hoofd monitor. Blijf dan alstublieft rustig. Het is heel simpel. U haalt een hendel over die ervoor zorgt dat de shuttle naar de aarde terugkeert en in het zee terecht komt. een kilometer boven het water wordt u in een capsule weggeschoten die met een parachute naar beneden gaat en als boot fungeert. Wij halen u op! Op de maan heeft u twee en een half uur om rond te lopen. Nogmaals benadruk ik u dat u de shuttle niet uit het oog mag verliezen en u het laatste kwartier binnen een straal van honderd meter dient te blijven. Na twee en een half uur vertrekt hij. Ook als u er niet in zit. Is alles duidelijk?’
‘Ja alles is duidelijk’
‘prima, dan gaan we u klaar maken. Geef uw vriendin nog een flinke kus, ze moet u een tijdje missen.’
Op het moment dat er werd afgeteld draaide mijn maag zich om. Met moeite kon ik de braakneigingen tegenhouden. Ik voelde me ziek, maar kon niet terug. Mijn ogen zochten naar een plek waar ik het ontbijt van vanochtend kon dumpen en vonden direct een soort emmer aan mijn stoel. Ze hadden er dus rekening mee gehouden. Dit idee maakte de drang om niet te braken sterker dan mijn duwende maag. Uit de speakers knalde de stem van de man.
‘three’, ‘two’ en bij de ‘one’ viel ik bijna flauw. Ik werd draaierig en mijn hoofd leek uit elkaar te barsten. M’n handen klemden zich met alle macht om de stoelleuningen, alsof ik ze als citroenen wilde uitknijpen. Nog geen halve seconden later was er ineens, alsof er een knop in m’n hoofd werd omgezet, niks meer aan de hand en was ik compleet gefocust op de lancering. Elk spiertje in mijn lichaam zette zich schrap.
Terwijl het woord ‘ignition’ M’n oor binnendrong begon alles te trillen. Ik verwachtte als een vuurpijl omhoog geschoten te worden, maar de shuttle ging langzaam de lucht in. Alsof ik in een trein zat en ze een rails naar de maan hadden aangelegd. Door het gebrul van de straalmotoren hoorde ik de menigte buiten niet juichen. De hele omgeving stond vol met mensen en overal zag ik flitsen van fototoestellen. Ik voelde me als een rockster die net zijn bekendste hit had gespeeld. Of nee alsof ik de uitverkorene was die op weg ging om de aarde te redden van de ondergang. Ik voelde me zo stoer. Ook al was er geen bedreiging voor de wereld en was ik geen held. Ik keek uit het raam en zag de mensen massa opgaan in het landschap. De weilanden en bomen werden steeds sneller kleiner. Zelfs zoveel dat ik al snel de vorm van Nederland kon herkennen. De shuttle ging nu zo hard dat de snelheid in m’n onderbuik drukte. Ik had spijt dat ik zo zwaar ontbeten had en als ik het nu nog kon terugdraaien, had ik dat gedaan. Wat ik niet kon, deed mijn maag. Zwaar teleurgesteld in mezelf deed ik het dekseltje op het emmertje naast m’n stoel en keek uit het raampje.
Een ingesproken stem die omriep dat we binnen twintig minuten gingen landen en ik daarom m’n veiligheidsgordel weer om moest doen, haalde me uit m’n slaap. Midden in de cabine werd ik wakker. Ik wilde naar de stoel zwemmen maar het lukte niet. Mijn gespartel en geschop putte me alleen maar uit. Ik bleef in het midden van de ruimte hangen. Ik bedacht me wat die man tijdens de test hierover had gezegd en greep de dichtstbijzijnde kabel, om mezelf richting de stoel te trekken. Normaal gaan zitten was nog een hele klus zo in het echt, maar na een paar minuten was het toch gelukt. Ik keek naar buiten en zag een grijze rotsachtige wereld. Het voelde helemaal niet of we elk moment op de maan gingen landen. Het was compleet anders dan ik me had voorgesteld. De landing was hard, maar ik was blij dat we weer stonden.
Het duurde nog zo’n tien minuten voor ik het sein kreeg dat ik mijn stoel mocht verlaten. Ik trok mezelf via de groene kabel naar de kast. Dat pak aantrekken was niet makkelijk, maar toen ik die eenmaal aanhad, klikte de helm er gemakkelijk in. Ongelooflijk hoe veel lichter die schoenen nu waren. Op de aarde had ik ze al in m’n handen gehad en kon ik niet voorstellen dat ik daarmee kon lopen. Hier leken ze niet veel zwaarder dan een paar flinke bergschoenen. Ik had ze goed aangesnoerd en het klittenband stevig aan de pijpen van m’n pak gedrukt. Het was tijd om naar buiten te gaan. Het was vreemd om weer enigszins te kunnen lopen, al kostte het veel moeite met dat pak. Voor de uitgang bleef ik even staan en realiseerde me dat ik zo op de maan zou zijn. Ik haalde diep adem en opende de deur. Nog een deur! Door mijn enthousiasme was ik vergeten dat er nog een laatste check gedaan zou worden. Ik stond in een klein hokje met allerlei cameraatjes en lasers. Een volle minuut stond ik in een ruimte van nog geen vierkante meter terwijl overal om me heen van alles bewoog. Op een scherm kwam te staan dat mijn pak goedgekeurd was en de deur ging open.
“That’s one small step for a man, one giant leap for mankind” grapte ik in de camera op mijn helm en had direct spijt van m’n opmerking. Ik was de eerste ‘niet astronaut’ op de maan. De hele wereld volgde het op tv. De zin die ik zou zeggen zou in geschiedenis boeken komen, maar nee ik moest weer een grapje maken; en nog een slechte ook. Ik kon mezelf wel voor m’n kop schieten, maar ja, ik had een helm op, en geen wapen.
“it shure is!” klonk in mijn helm. De man die me in de shuttle de hele reis had bijgestaan vanaf de aarde was meeverhuisd naar m’n helm. Ik bukte en brak, verrassend makkelijk, een stukje van de grond af. Met enig moeite wurmde ik m’n arm uit de handschoen en stak m’n vingers tussen het klittenband door. Ik pakte het brokje en bracht die, door m,n mouw en onder de helm door, naar m’n mond. Ik likte eraan en zei in de camera: “Believe me, the moon does not taste like cheese!” vanuit m’n helm klonk gelach van zeker zes mensen. Dit was een opmerking die je van de eerste leek op de maan mag verwachten. Trots glimlachte ik en hoopte dat ze de zin die ik van Neil Armstrong had gejat, zouden wegknippen.
Het was heel bizar om de aarde te zien. Je zag hem niet eens helemaal. Iets meer dan de helft was verlicht. De andere helft was zwart. Het was heel vreemd om te zien dat het blauwe, waarvan je weet dat het water is, niet naar beneden valt. Ik probeerde de landen te herkennen, maar dat was heel lastig tussen de wolken door. Ik herkende Canada. Dit betekende dat het in Nederland nacht was. Wat had ik graag Jeanette nu gebeld om te zeggen wat ik zag, maar die sliep nu waarschijnlijk. Daarbij had ik geen telefoon en kon me niet voorstellen dat ik hier bereik zou hebben. In m’n ooghoek zag ik iets voorbij schieten. Een komeet! _Vanaf de maan zie je ze veel groter!_ Gefascineerd volgde ik het gesteente en zag dat deze richting de wereld schoot. Ik was benieuwd of ik vanaf hier kon zien hoe hij door de dampkring ging, maar waarschijnlijk was dat te klein om van zo’n afstand te zien.
Op het moment dat ik vlak bij de aarde een lichtflits zag die bijna een kwart van de wereld in beslag nam wist ik dat het niet goed kon zijn. Hij moest ergens bij China terecht komen. Ik hoorde de meteoor door de luidsprekers in m’n helm inslaan. Een hoop gegil en gerommel, en ineens was het stil, helemaal stil.
“Sir are you there?” riep ik in mijn helm, maar kreeg geen reactie.
“Sir, sir, mister, can you here me, please! Say something! Everything allright?” Oorverdovende stilte! Nog nooit had stilte zo hard geklonken. Ik rende naar de shuttle, maar het gebrek aan zwaartekracht remde me af. Eindelijk was ik er en klom naar binnen. Ook binnen geen contact. Nergens!
Het waren de twee langste uren uit mijn leven. Ik wilde naar huis. Terug naar de aarde, zo snel mogelijk. In de stoel zat ik klaar om te vertrekken, maar moest wachten op de computer. Ik had niet eens de moeite genomen om m’n pak uit te trekken. Ik had alleen de zuurstoffles afgedaan en de helm afgezet. Daar zat ik dan, wachtend tot de shuttle automatisch naar huis ging, met angst voor wat ik daar aan zou treffen. Op het scherm zag ik de klok aftikken. Nog dertig seconden en het ging gebeuren. De secondes gingen heel langzaam, maar uiteindelijk ging de teller toch richting de nul. Ik zette me schrap. De tikker sprong op nul, maar de shuttle bleef staan.